SUPERDEMOCRATIE - De Senaat der Dingen


Drie cultuurinstellingen gaan in oktober tijdens de tentoonstelling SUPERDEMOCRATIE in dialoog met de Belgische Senaat. BPS22 in Charleroi, BOZAR in Brussel en M HKA in Antwerpen geven de actuele problematiek van de Senaat een culturele dimensie.

1.10.2017 - 31.10.2017

Jef Geys

Image: (c) M HKA, Verzameling F. De Beir
Zonder titel (Wielrenner), 1969
Fotografie

In 1968-1969 maakte Geys zijn eerste grote werk waarin foto’s vanaf het begin een prominente rol spelen. Het bestaat uit een reeks ingelijste documenten (getikte brieven, knipsels en een adresboekje) en op vezelplaat of karton geplakte zwart-witfoto’s. Onderwerp: het leven van Roger, een jonge wielrenner, de 15- jarige zoon van War Jonckers, barman in ‘Bar 900’ en bevriend met de kunstenaar. Eddy Merckx was toen een rijzende ster en een rolmodel voor veel Belgische jongens. Geys werd Rogers beschermengel en coachte de jongen bij kermiskoersen. In ruil daarvoor verwachtte hij dat Roger hem zijn ervaringen zou vertellen zodat hij, Geys, die kon neerschrijven. Die verhalen stuurde hij dan naar bekenden uit de kunstwereld waarvan hij de adressen had opgetekend in het boekje dat deel uitmaakt van het werk. In de zomer reisde hij naar het zuiden van Frankrijk om er Merckx te volgen in de Ronde van Frankrijk. Roger kreeg dan van hem brieven en foto’s die een idee moesten geven van de fietstechniek en de leefstijl van Merckx tijdens de grote wedstrijd. Wat opvalt is dat Geys zijn brieven aan Roger begint met ‘Beste Jef’, alsof het ging om brieven van Roger aan Geys. Hun beider identiteiten raakten stilaan verstrengeld. Naar eigen zeggen trachtte Geys met dit project: ‘hem zo dicht mogelijk te benaderen, de realiteit van dat fenomeen zo akkuraat en zo totaal mogelijk vast te leggen.’ Daarom noteerde hij zorgvuldig wat er in hem en de jongen omging: ‘Mij interesseren b.v. niet de achtergronden, de korruptie in de wielersport, mij interesseert wat er met die kleine gebeurt, waar ‘t allemaal begint, hoe en wanneer je tot spuiten zou kunnen komen, want op zeker ogenblik spuiten we allemaal bij wijze van spreken.’ In het interview dat Flor Bex in 1971 van hem afnam, zei Geys:

‘Ik heb willen nagaan wat er allemaal omging in het brein van die jongen, wat de invloeden van zijn familiekring betekenden enz. Dag na dag heb ik hem dus gevolgd. Elke zondag reden wij samen naar een koers. Aan een deel op goed geluk gekozen adressen zond ik regelmatig berichten over die jongen. Dit alles om ergens weer volledig in te dringen om het te kunnen begrijpen en daarna te kunnen mededelen aan de mensen: dat was het hele opzet.’

Liesbeth Decan, Conceptual, Surrealist, Pictorial: Photo-based Art in Belgium (1960s – early 1990s), Leuven University Press, 2016, pp. 69 – 70