Jacques Lizène
144 tentatives de sourire... mais l'on sait le vécu quotidien de la plupart des individus, Accompagné de 881 tentatives de rire enregistrés sur cassette, tout d'une traite, 1974
Jacques Lizène, kunstenaar van het onbenullige en het onbelangrijke (art d’attitude). De artistieke houding van Jacques Lizène is, alhoewel ze niet gespeend is van enige humor, niet bedoeld om de diverse actuele kunstvormen of de gangbare artistieke middens belachelijk te maken, maar een houding (art d’attitude), die de onbenulligheid in de kunstgeschiedenis wil invoeren, door aan te dringen op de bevestiging ervan. In zekere zin is het een protest tegen het heersende ordinair imperialisme in de kunst. Reeds van voor 1970 reageert Jacques Lizène met zijn oeuvre tegen het imperialisme van het talent in de kunst, door te pleiten voor een “kunst zonder talent” en door zich vervolgens, in de jaren zeventig “de Kleine Luikse Meester van de tweede helft van de Twintigste Eeuw” (in de pejoratieve betekenis) te noemen, of “de kunstenaar van het onbenullige en het onbelangrijke” (hetgeen uiteraard zeer belangrijk is in de moderne kunst, ha, ha, ha ha!).
Jacques Lizène beoefent de “onbenullige kunst” in al z’n vormen: de “ergerlijke” video (1971-74-79-82), de kleine ellendige tekeningen (1966-1980), de “slechte” schilderijen met uitwerpselen (1966-1977-1980), het middelmatige lied (de middelmatige music-hall) (1970-1980-1982), de om-het-even-welke performances (1970-1980), de academische ondernemingen, de nulsculptuur (1970-1984) en andere producties (de nieuwe nul-abstractie, 1980-1985), die door hem gedefinieerd worden als “zonder betekenis, maar van het hoogste belang” (ha, ha, ha, ha!), de sloppenwijken van de kunst.
Jacques Lizène (kunstcriticus)
Wodek Majewski, Marc Renwart, Het dierlijke en plantaardige in de hedendaagse Belgische kunst, Brussel, Atelier 340, 1985, p. 264