Jef Geys
ABC, Ecole de Paris [ABC, School of Paris], 1959-1961
Doorheen het oeuvre van kunstenaar Jef Geys lopen vragen als: wat proberen diegenen die over een zekere macht beschikken aan de ‘gewone mensen’ wijs te maken, wat proberen ze hen te doen vergeten? Als kunstenaar weet Geys dat hij zelf geen heilige en geen held is: hij weet dat hij deel uitmaakt van een troebel circuit, ver weg van het gewone volk, hij weet dat het idee zelf van kunst sinds lang verdacht is. De kunstenaar is zijn onschuld kwijt en deze situatie inspireert Geys tot interesse voor wat aan het ‘begin’ staat; de eenvoudigste elementen en regels, de grondslagen. Zo kom je terecht bij het alfabet, alhoewel deze bron argwanend wordt bekeken, aangezien ze geen natuurlijke, maar een artificiële bron is. Het is echter niet omdat je de grondslagen, zoals het ABC, kent dat je vanzelf toegang hebt tot een zogenaamd hoger niveau, zoals de ‘Grote’ literatuur. Die ‘behoeftige’ zoekt dikwijls zijn toevlucht in de clichés van de triviaalliteratuur, wat getuigt van de grote menselijke nood aan kitsch. In de vraag naar het waarom van deze drang naar kitsch volgt Geys de gedachtegang van schrijver Milan Kundera in zijn *De kunst van de roman*. Daarin noemt Kundera kitsch de absolute ontkenning van de stront, zowel in de letterlijke als in de figuurlijke betekenis van het woord; kitsch sluit alles buiten zijn gezichtsveld wat essentieel onaanvaardbaar is in het menselijk bestaan. Wie de (dure) cursus van de École de Paris volgt, zal goed leren tekenen – leert de grondslagen van de tekenkunst. Doe dit, doe dat en uw talent zal zich ontplooien, u treedt het domein van de kunst binnen. Jef Geys voert de opdrachten braaf uit – hij maakt zich het ABC van het tekenen eigen – maar bij nader toezien blijkt zijn aanpassing niet zo compleet, hij volgt niet het vastgelegde parcours dat naar het ‘volgende’ niveau moet leiden en stelt tegelijkertijd kitsch in vraag. Het is weinig aannemelijk dat die fraaie tekeningen aangebracht moesten worden op bruin inpakpapier: een vulgair materiaal dat de artistieke illusie tegenwerkt. In de tekeningen heeft de leerling-tekenaar bovendien terloops wat ideologische bagage verwerkt. De argeloosheid is weg, het denken kan beginnen. In de ingrepen van Geys toont zich het verstand dat bezwaren maakt, dat wijst op de stront. Wie voldoende stilstaat bij deze werken, vindt er impulsen om echt te leren lezen, kijken enzovoort. Zo wordt het werk op een paradoxale manier didactisch.