Marcel Broodthaers
Petite tour avec 31 yeux à 4 étages, 1966
Een van de eerste manieren waarop Broodthaers fotografie integreert in zijn werk is via het gebruik van knipsels uit magazines. In 1965-1966 maakte hij enkele torens met glazen bokalen, die gevuld zijn met foto’s van monden, ogen of gezichten, afkomstig van tijdschriften. Petite tour avec 31 yeux à 4 étages is er een van. Het gebruik van materiaal uit de massamedia herinnert aan de pop art collage; het gebruik van echte voorwerpen in een kunstwerk (zoals een glazen bokaal) doet dan weer denken aan de praktijk van de Nouveau Réalisten. Broodthaers’ werk was in die tijd ook opgenomen in tentoonstellingen als Pop Art, Nouveau Réalisme, etc. in het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel in 1965 en Pop Art, Nieuwe Figuratie, Nouveau Réalisme, georganiseerd in Knokke-Zoute in 1970. In een artikel uit 1965 over zijn eigen werk stelt Broodthaers dat de ontmoeting met de pop art, en meer bepaald het werk van George Segal, hem aanmoedigde om kunst te maken. Tegelijk bekritiseerde hij de stroming. Zo benoemde hij in zijn artikel “Gare au défi! Le Pop Art, Jim Dine et l’influence de René Magritte” de figuren van Segal als “vulgaires moulages d’êtres humains”. Zijn oordeel dat het slechts om lege omhulsels gaat, zou hem bijvoorbeeld leiden tot het gebruik van mosselen (‘moules’) in zijn werk. Naast referenties naar de pop art en het Nouveau Réalisme, bevat Petite tour avec 31 yeux à 4 étages ook verwijzingen naar het Surrealisme. Het isoleren van lichaamsdelen, en specifiek het oog, is een typische praktijk van de surrealisten vanwege het bevreemdende effect.