Véronique Vercheval
Reportagefotografe, docente, militante en feministe, Véronique Vercheval is, zoals ze zelf toegeeft, een perfecte mix van haar ouders, Jeanne Vervoort, feministe en schrijfster, en Georges Vercheval, fotograaf, oprichter en geruime tijd directeur van het Musée de la Photographie in Charleroi. Ze is nog maar 16 jaar wanneer ze, naast haar studies sociale wetenschappen in het secundair onderwijs, lessen fotografie gaat volgen. Na haar studies aan de Académie des Beaux-Arts van Charleroi, begint ze haar loopbaan in 1979 als fotojournaliste voor het tijdschrift Voyelles, waarvoor ze heel wat reportages maakt over de situatie van de vrouw (thuis, op het werk, de creërende vrouw, de politica) in België.
In 1983 richt ze, samen met haar moeder, Bernard Bay en Jean-Luc Deru, de Archives de Wallonie op, een vereniging van Franstalige fotografen, journalisten, historici en sociologen die zich ertoe verbinden de sporen van menselijke handelingen te bewaren. In dat kader neemt ze deel aan foto-opdrachten over de arbeidswereld in Wallonië om een collectief geheugen op te bouwen dat in hoofdzaak verbonden is met ondernemingen, industrie en sociale bewegingen: Les Sidérurgistes (1984), Le Roton, dernier charbonnage de Wallonie (1985), l’Agriculture ou l’histoire photographiée des gens de la terre (1988), of La révolution alimentaire à l’aube du marché européen (1992).
Sinds 1990 werkt ze als freelancefotografe en maakt ze reportages in België en in het buitenland in sociale en culturele sectoren. Enkele van haar grote reportages zijn: Demandeurs d’Asile (1995), reportage over de opvang van vluchtelingen; Les images libèrent la tête (1997), een fotoreeks in samenwerking met de gevangenen van Lantin; Les travailleurs de la santé (1998), een portret van artsen, verpleegsters en fysiotherapeuten in hun dagelijks doen en laten, een bevraging over ons bestaan en wat er van ons lichaam wordt; La route à tout prix (2001), een reportage over het dagelijks leven van vrachtwagenchauffeurs; Palestine. Carnets de notes (2002), over het dagelijks leven van de Palestijnen onder en ondanks de Israëlische bezetting; of Usine occupée (2008), over de arbeiders van het bedrijf Royal Boch voor het in vereffening gaat. Naast die reportages werkt Véronique Vercheval geregeld samen met theater- en dansgroepen zoals het Théâtre du Manège in Maubeuge, Charleroi/Danses en het Plan K. Sinds 1987 doceert ze fotografie aan het Institut des Arts et Métiers van La Louvière. Ze stelt tentoon in Wallonië en Brussel, maar ook in Nederland, Italië, Frankrijk …
Aangezien Véronique Vercheval uitsluitend met reeksen werkt die vorm krijgen nadat ze zich lang in een bepaalde gemeenschap heeft ondergedompeld of zich uitgebreid verdiept heeft in een bepaald onderwerp, is haar benadering een getuigenis. Ze zoekt niet louter de esthetiek op en weigert een op evenementen gebaseerde of spectaculaire benadering van het beroep van fotograaf. Ze houdt ervan mensen tegemoet te treden en hen te laten “spreken via de foto’s”. Wanneer zij in april 2002 deelneemt aan de opdracht 100 artists in Palestine, die uitging van de directrice van het theater Ashtar in Ramallah, kan zij niet onberoerd blijven door wat de media niet tonen: een markt die in het puin is opgetrokken, vrouwen en kinderen bij de ijsverkoper, jonge, samenzweerderige en lachende meisjes op zomerkamp… De benadering van Véronique Vercheval wil geen visuele schok teweegbrengen. Haar foto’s tonen noch de dood, noch het fysieke geweld. De foto’s staan veraf van de mediatieke clichés die het grote publiek kent, ze verrassen omdat ze tonen wat we gewoonlijk niet zien: lachende mensen, vrouwen en kinderen in hun dagelijkse doen, maar geen terroristen. Ze maakt nagenoeg louter zwart-witfoto’s om zich te concentreren op de essentie van wat de foto’s weergeven.